85 jaar geleden, op 10 mei, begon de Tweede Wereldoorlog voor Nederland. Mijn moeder was toen 13 jaar oud. Ze werkte als hulp in de huishouding bij een mevrouw, waarvoor ze twee gulden en vijftig cent per week kreeg voor zes dagen werk. Iedere week stond haar vader bij de deur met een open hand, waarin zij het verdiende geld moest leggen. Het waren harde en armoedige tijden.
In hun huis werden onderduikers opgevangen. Zo nu en dan moesten deze mensen naar andere schuilplekken worden gebracht. Mijn moeder was als tiener hierbij betrokken. Samen met iemand anders vervoerde ze onderduikers met een paardenkar volgestapeld met aardappels, langs Duitse controleposten.
Ondanks de spanning en dreiging was er ook ruimte om met vriendinnen buiten te spelen. Eén keer vergaten ze zelfs de tijd. Na de spertijd — om acht uur ’s avonds moest iedereen binnen zijn — waren ze nog buiten. Ze werden opgepakt door een Duitse patrouille en meegenomen naar de commandopost. Daar werden ze achter tralies gezet. “Rotmof!” riep mijn moeder, waarop een Duitse soldaat antwoordde: “Du bist eine kleine Katze.” Die nacht brachten ze achter de tralies door, waarna ze de volgende dag weer naar huis mochten.
Nu heb ik zelf een kleindochter van 13. Ze leeft in vrijheid, in een tijd waar zulke dingen bijna onvoorstelbaar zijn. En op het Bevrijdingsfeest in Haarlem mocht zij als Erfgoeddrager het verhaal van de oorlog doorgeven. Op haar ben ik zó trots. Net zo trots als ik ben op mijn moeder. Twee dappere meisjes, ieder in hun eigen tijd.
#pronkenkronkel
Ontdek meer van Pronkenkronkel
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
